
Warme en koude hogedrukgebieden
De westcirculatie zien we het best op de hoogtekaarten van het 500 hPa vlak. Daarop staan isohypsen. Dat zijn in dit geval de lijnen die de punten verbinden waar de luchtdruk 500 hPa bedraagt op eenzelfde hoogte boven het zeeniveau. Bondig samen gevat komt het hier op neer: in het oog van een stormdepressie ligt dit punt niet zo hoog, omdat we al starten met een lage luchtdrukwaarde. In de kern van een hogedrukgebied ligt dit punt een heel stuk hoger, want om van pakweg 1040 hPa naar 500 hPa te gaan, moeten we veel meer hoogte overwinnen. Er is nog een bijkomende factor: warme lucht zet uit en duwt dit vlak naar boven, koude lucht krimpt in en doet dit vlak dalen. Daardoor kunnen we in de weerkunde een onderscheid maken tussen koude en warme hogedrukgebieden.
Warme hogedrukgebieden zijn "echte" hogedrukgebieden, die goed ontwikkeld zijn in de hoogte. Ze ontstaan omdat lucht die elders is opgewarmd, op die plek weer begint te dalen. Warme hogedrukgebieden zijn zeer stevig en bieden weerstand tegen aanstormde depressies.
Koude hogedrukgebieden zijn "valse" hogedrukgebieden. Ze ontstaan als er aan het aardoppervlak erg koude lucht aanwezig is. Koude lucht is ook erg zwaar en zorgt dus voor een hoge luchtdruk aan de grond. Op grotere hoogte vinden we dit hogedrukgebied niet meer terug. Alle lucht zit als het ware geconcentreerd aan de grond. Koude hogedrukgebieden bieden daarom weinig weerstand tegen aanstormende depressies. We vinden ze vaak terug boven Siberië en Groenland, simpelweg omdat het daar het koudst is. Bij ons komen ze heel erg zelden voor. Alleen in erg strenge winters, als er veel sneeuw ligt waarboven de lucht sterk kan afkoelen, zien we ze ook in onze omgeving wel eens ontstaan. Daar kunnen de winterliefhebbers voorlopig alleen maar van dromen.
Morgen volgt opnieuw een uitgebreide blik op de weerkaarten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten