donderdag 1 januari 2015

Klein woordenboek voor de winterliefhebber



Dakvorst: bevriezingsverschijnselen op een (plat) dak. De uitstraling van zo'n dak is groot, waardoor het er eerder vriest dan aan de grond. Dakvorst kan al voorkomen bij luchttemperaturen op waarnemingshoogte van +5°C.

Autodakvorst: specifieke vorm van dakvorst.

Grondvorst: precies zoals de naam het zegt, vorst aan de grond. Bij perfecte uitstralingsnachten kan grondvorst voorkomen terwijl de temperatuur op anderhalve meter hoogte in thermometerhut nog +4°C is.

Nachtvorst: in Vlaanderen (heel logisch) vorst tijdens de nacht op officiële waarnemingshoogte, in Nederland (heel onlogisch, maar dat beseffen ze zelf niet) synoniem voor grondvorst.

Natte sneeuw: sneeuwvlokken die tijdens het vallen al smelten, maar wel nog duidelijk herkenbaar zijn als sneeuw. In Vlaanderen ook (heel logisch) "smeltende sneeuw" genoemd.

Natte flatsen: sneeuwvlokken die grotendeels gesmolten zijn als ze de grond bereiken en nog amper herkenbaar zijn als sneeuw.

Dakraamsneeuw: neerslag waarvan alleen bij grondige studie te zien is dat er ook nog enkele ijskernen van grotendeels gesmolten sneeuwvlokken tussen zitten. Het dakraam leent zich uitstekend voor dergelijke studie. De weerleek ziet alleen maar regen.

Voorruitsneeuw: synoniem voor dakraamsneeuw.

Drab: tussenvorm tussen natte flatsen en natte sneeuw.

Drabdek: vrijwel gesloten dek van natte (smeltende) sneeuw.

Papsneeuw: Vlaams voor drabdek.

Kiekenpluimen: extreem grote sneeuwvlokken, meestal een vorm van natte sneeuw.

Zakdoekensneeuw: de overtreffende trap van kiekenpluimen.

Droge sneeuw: sneeuw die valt bij een natteboltemperatuur lager dan 0°C.

Witte goud: zie droge sneeuw.

Lantaarnpaalstaren: intensief turen om de eerste sneeuwvlokken in het licht van een lantaarnpaal te zien dwarrelen.

Zwarte-autostaren: intense zoektocht naar minuscule vlokjes motsneeuw, met de hulp van een donkere achtergrond.

Oranje terreur: de inzet van strooiwagens bij een bestaand sneeuwdek, bij een nog te vormen sneeuwdek, of bij een onbestaand sneeuwdek dat om één of andere ondoorgrondelijke reden alleen door de strooidiensten zélf wordt verwacht.

Draberdeen: winters webcambeeld van een drabdek in een bepaalde stad in Schotland. Kan bij een noordwestelijke stroming de voorbode zijn van de vorming van enkele natte flatsen in de Lage Landen.

Belflats: idem als Draberdeen, maar dan van een stad in Noord-Ierland.

Elders: plaats waar er bijna altijd veel sneeuw valt.


Hier: plaats waar er bijna nooit veel sneeuw valt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten